Thematische samenwerking: meerwaarde of vervlakking?
1 Analyse bestaande situatie
2 Conclusies naar aanleiding van de analyse
3 Ontwikkeling van ideeën/verbeteringen
4 Ontwikkeling van de ‘vaste structuur’
5 Ontwikkeling van inhoudelijke thema’s voor de toekomst
Lesaanbod + Handleiding
Appendix
Colofon
Thematische samenwerking – Introductie
Dit afstudeerproject in het kader van de ‘Basisopleiding Didactiek voor HBO-docenten’ probeert in het onderwijs verbindingen te leggen en te verbeteren waar deze al gelegd zijn. Belangrijkste uitgangspunt hierbij is dat in de 4 jaar dat ik zelf lesgeef aan de Willem de Kooning Academie Rotterdam afdeling Grafisch Ontwerpen (Grafisch Ontwerpen 2e jaar, Mentoraat 3e jaar en Eindexamenbegeleiding) gemerkt heb dat een van de lastigste onderdelen van (academie-) onderwijs is de afstemming tussen de verschillende vakken in één jaar en de aansluiting van de verschillende jaren in zijn geheel.
De afstemming van de verschillende jaren op elkaar gebeurt op dit moment door competentiemodellen. De communicatie hierover en de afstemming ervan bevindt zich echter nog in de beginfase. Wat voor mij belangrijk is dat ik, voor dat ik verder ga met de afstemming van de vakken in het tweede jaar door middel van projectonderwijs (het ‘onderwerp’ van het hele project), inzicht geef in mijn positie en ideeën ten aanzien van de aansluiting tussen de verschillende jaren.
Eerste jaar
Het belangrijkste keyword voor het eerste jaar grafisch ontwerpen is mentaliteit. Hiermee bedoel ik een kritische en reflectieve houding die voorbij gaat aan de eigen aannames. Ik denk dat de opdrachten hier een belangrijke rol in spelen maar vooral ook de discussie in de klas. Het inbrengen hiervan als vast onderdeel in de les is essentieel. Wel teken ik hierbij aan dat deze discussie niet zonder de input van een docent kan, studenten missen de inhoudelijke ‘tools’ en kennis om deze discussie door te voeren en de verantwoordelijkheid te nemen voor de consequenties ervan. Ik begrijp dat een student in een gesprek bijvoorbeeld probeert een verschil te definiëren tussen bijvoorbeeld grafisch ontwerpen en advertising, maar als deze zelfde student niet weet dat er een verschil bestaat tussen bijvoorbeeld ‘redactioneel ontwerpen’ en een ‘advertorial’ dan loopt de discussie scheef.
Naast de input van de docent in het gesprek is het inbrengen van onderwerpen belangrijk, hiermee laat de docent zien welke thema’s op dat specifieke moment belangrijk zijn. De student leert van deze keuzes en zal een preciezer beeld ontwikkelen van de materie. Dit lijkt veel maar volgens mij is de basis het belangrijkst en zouden we de student hierop af moeten kunnen rekenen (een expliciete toevoeging in het competentiemodel?).
Uiteindelijk willen we eindigen met studenten die in staat zijn het beroepenveld te herdefiniëren, deze mogelijkheid of noodzaak tot herdefinitie vraagt om sterke en uitgesproken ontwerp mentaliteiten. Dit bereiken we niet door het accent alleen op vaardigheid en meetbaarheid te leggen, abstractie en graphic design ‘science’ zijn voorwaarden géén extra’s (met graphic design ‘science’ bedoel ik dat grafisch ontwerpen binnen academieonderwijs eerder wetenschappelijk, en dus universitair, zou moeten zijn dan alleen op vaardigheden gebaseerd, inzicht in communicatie en communicatieprocessen zorgen voor nieuwe ideeën en standpunten).
Derde jaar
Het derde jaar is tweeledig, aan de ene kant staat de ‘major’ (alle talenten, eigenschappen en inzichten die een student nodig heeft om zich te ontwikkelen tot een ‘grafisch ontwerper’ breed) en aan de andere kant staat de ‘minor’ (specialisatie waarbij de ontwikkeling van de specifieke talenten en interesses gaan zorgen voor een metaliteit en ontwerphouding).
Deze samenkomst van twee onderwijsonderdelen stellen eisen aan de student; zelfwerkzaamheid, organisatie, mentaliteit, samenwerken en een eigen positie innemen zijn belangrijke begrippen. Ondanks de splitsing is overleg en overzicht vanuit de organisatie belangrijk, de Studie Loopbaan Coach is als hulpmiddel hiervoor in het leven geroepen. Deze begeleid de student al vanaf het eerste jaar en bespreekt en controleert of de student de juiste keuzes maakt.
In het derde jaar worden de eerder genoemde abstractie en graphic design ‘science’ doorontwikkeld. De student gaat hiermee aan de haal en ontwikkelt zichzelf tot een ontwerper met unieke eigenschappen die in staat is vernieuwingen in te zetten in zowel zijn of haar houding als ontwerpen. De docenten spelen hierin een belangrijke rol, naast motivering zijn uitdaging en het aanbieden van nieuwe vraagstukken elementair.
Vierde jaar
Stage en afstuderen staan centraal. Stage zorgt voor een context vanuit de werkelijkheid die ervoor moet zorgen dat de student tijdens zijn of haar afstuderen nog eenmaal gebruikt maakt van de mogelijkheid tot onderzoek, experiment en positiebepaling die kenmerkend zijn voor de academieomgeving. Het afstuderen zorgt enerzijds voor een presentatie naar de werkelijkheid (het beroepenveld) maar tegelijkertijd kan het deze werkelijkheid ook een spiegel voorhouden. Dit is het doel van het academieonderwijs algemeen, en de taak van het begeleidende docententeam in het specifieke geval van de eindstudie. Tijdens de eindstudie krijgt de student de mogelijkheid om zich zowel theoretisch als visueel uit te spreken, waarbij de verbinding tussen beide voor de hand ligt.
Uiteindelijk laat de student zien dat hij of zij de doorgemaakte ontwikkeling door het genoten onderwijs en begeleiding komt tot uitspraken die zowel inzetbaar zijn in het beroepenveld en tegelijkertijd ook bevragende kwaliteiten bezit. Deze zullen zorgen voor een constante ontwikkeling van zowel het beroepenveld als de context en het opdrachtgeverschap welke voor iedere ontwerper een centrale rol innemen.
Docentschap
Ik zou willen afsluiten met de rol van de docent. Deze is ten opzichte van de periode (1994-1998, WdKA) dat ikzelf aan een academie studeerde (als ik spreek over gemiddelden) veranderd. Waar de docent voorheen een autonome positie innam staat tegenwoordig de student meer centraal. Groepsprocessen, individuele ontwikkeling en studie loopbaan coaching zijn veelvoorkomende termen geworden. De open vraag die ik hierbij wil stellen (en tijdens het lezen en gebruiken van dit afstudeerproject) is of deze ontwikkeling niet tegelijkertijd bijwerkingen heeft die ervoor zorgen dat de student zich op een andere manier dan voorheen ontwikkeld, en of dit wenselijk is.
Thematische samenwerking – Plan ontwerpopdracht
1 Keuze van je ontwerp-opdracht.
Analyse en ontwikkeling van een onderwijssysteem, waarbij het ontwikkeling van de voorwaarden centraal staat. Een eenduidig curriculum is het belangrijkste uitgangspunt. Doel zou zijn dat dit handvest zorgt voor een herdefinitie en bespiegeling van het bestaande systeem. Multi-disciplinariteit en ontwerp methodieken zijn op dit moment de twee belangrijkste ingrediënten. De aanleiding voor de ontwikkeling hiervan ligt in de constatering dat er
verschillen in opvatting bestaan over wat visuele communicatie betekent. Onafhankelijke toetsing lijkt noodzakelijk, maar vanuit welk perspectief zou dit moeten worden gedaan?
De gelaagdheid van het vak grafisch ontwerpen zorgt ervoor dat een eenduidige uitspraak over de inhoudelijke status van het vak problematisch is. Een opleiding grafisch ontwerpen zou zich bewust moeten zijn van deze meerduidigheid en hier een uitspraak over dienen te doen, als tenminste gesteld wordt dat het vak geen statisch ambacht is maar een zich voortdurend ontwikkelende en zelfkritische massa. Een student die afstudeert aan een academie zou zich bewust moeten zijn van deze situatie en deels in staat moeten zijn onderdeel te zijn van deze discussie. Wanneer een opleidingsinstituut het ambacht centraal stelt gaat men uit van vandaag en niet uit van morgen. Dit zou problematische consequenties kunnen hebben omdat aan de ene kant de student een gedateerd beeld van het vak krijgt en aan de andere kant een meer volgende dan initiërende rol inneemt.
Een beschrijving van datgene wat tot nu toe vakgebied genoemd wordt is noodzakelijk voor een verder vervolg. Op dit moment spelen drie (vier, advertising) kernbegrippen een hoofdrol; identiteit, redactioneel en digitale media. Een groot aantal andere begrippen worden hierdoor uitgesloten, ik noem er een aantal; informatie ontwerpen, art direction, tentoonstellingsontwerpen, autonoom ontwerpen (etc.). Deze geven direct aan dat een volledige uitspraak over het vak een onmogelijkheid is, nu is dit ook geen voorwaarde omdat daarmee geïmpliceerd wordt dat een alomvattende uitspraak een noodzaak is voor een succesvolle opleiding. Het kiezen voor een systeem betekent een uitspraak over het vak; grafisch ontwerpen is geen eenduidige maar een gelaagde professie, probeer als ontwerper je eigen plek in te nemen/te definiëren.
Belangrijke uitgangspunten bij een opleidingssysteem waarbij bovenstaande uitgangspunten een rol spelen zijn een duidelijke structuur door de opleiding heen, 1e t/m 4e jaar sluiten op een vanzelfsprekende manier op elkaar aan. Docenten kijken dus ‘over’ de jaren heen, competenties zijn per jaar en in samenhang met elkaar helder geformuleerd. In tegenstelling tot het huidige systeem is er een curriculum beschrijving over de opleiding heen, een specifiekere per profiel, een nog specifiekere per jaar, en een nog specifiekere per vak noodzakelijk. Belangrijk is hierbij op te merken dat het hier vooral om het kader gaat waarbinnen opdrachten gegeven worden omdat actualiteit en dynamiek belangrijke ingrediënten zijn.
Denkend in systemen is het belangrijk enerzijds een destillering te maken van situaties en of onderwerpen waarmee de ‘ontwerper’ te maken krijgt en aan de andere kant een ‘academische’ factor ingebouwd wordt. De mogelijkheid tot experimenteren, zelfontdekking, ontplooïng en manifestatie, het instituut is in deze zin faceliterend.
Dit jaar is de start gemaakt met een duidelijkere koppeling tussen verschillende vakken vanuit overkoepelende thematieken in het tweede jaar Grafisch Ontwerpen (ontwikkeld door Renate Boere en Roger Teeuwen). Ik ga dit nieuwe systeem analyseren en kijken of de veranderingen het gewenste resultaat hebben en of er aanpassingen nodig zijn.
Wat wordt de titel van het onderwerp?
Thematische samenwerking; meerwaarde of vervlakking?
2 Analyse van de situatie
a. Plaats van de cursus in het curriculum, samenhang met andere cursussen?
Tweede jaar grafisch ontwerpen. De basis van dit systeem is verplaatsbaar naar andere cursussen.
b. Richtlijnen van de opleiding voor het onderwijs en het studiemateriaal?
Competentiemodel tweede jaar.
c. Randvoorwaarden aan het ontwerp?
Inzetbaarheid voor verschillende vakken, zodat juist de specialistische kennis per vak meer nadruk krijgt. Het totaal dient de student meer inzicht en vrijheid te geven én meer mogelijkheid tot ontwikkeling van de persoonlijke unieke talenten.
d. Overige belangrijke punten om rekening mee te houden.
Vrijheid per vak is een belangrijke voorwaarde, ondanks de samenwerking moet er de mogelijkheid zijn tot het geven van vakspecifieke opdrachten die los van het thema zijn.
3 Meerwaarde
a. Wat is er aan de hand met deze cursus? Welke veranderingen worden er beoogd?
Het nieuwe systeem is gebaseerd op de wens studenten een meer samenhangend programma te laten volgen waarbij één thematiek en hieruit volgend één onderzoeksgedeelte de basis legt voor verschillende uitvoeringen/
projecten/vakken. Dit als idee de student niet voor ieder verschillend vak een individueel onderzoek traject te laten doorlopen wat tot nu toe het geval is en dus de werklast in dit onderdeel van het ontwerp-traject te verminderen. En tegelijkertijd het ‘gesprek’ buiten de lessen om te stimuleren door een onderwerp meer tegenwoordig te laten zijn.
De onderwijsvisie die nagestreefd wordt is het idee dat er vanuit overlapping en concentratie er voor de student meer ruimte is voor ontplooïng.
In het verleden merkten we dat de studenten voor ieder afzonderlijk vak volledige (ontwerp-) processen doorlopen moesten worden. We hadden het idee dat er vooral in de eerste fase (onderzoek, concept - deels) winst geboekt kon worden. Door te gaan werken vanuit een thema doet de student slechts een maal onderzoek waarna er per vak specifieke vragen kunnen worden gesteld. Bijkomend doel is dat er sneller een ‘gesprek’ naast de lessen op gang komt.
b. Wat wil je met je ontwerp bereiken? Wanneer is het voor jou een succes?
Welke eisen stel je aan de nieuwe (of vernieuwde) cursus?
Mijn onderzoek zal bestaan uit enerzijds een beschrijving van het begin van deze nieuwe cursusopzet (de eerste 8 weken, en dus het eerste thema, zijn bijna afgerond). En kijken in hoeverre we in onze opzet geslaagd zijn. Ik zal hierbij de samenwerking van de drie vakken (grafisch ontwerpen, typografie en ontwerpen digitale media) onderzoeken, of deze gewerkt heeft en kijken waar punten zijn voor verbetering. Verder zal ik een nieuw thema gaan ontwikkelen.
Ik kan de ontwikkeling succesvol noemen als deze doorontwikkeling ervoor zal zorgen dat er een sterkere basis en kader is voor de toekomst. Na de initiële ontwikkeling van dit thematische onderwijs zal dit de tweede stap in het proces worden, de ontwikkeling van een vaste structuur. Mijn eisenpakket aan deze cursus zijn gelijk aan de eisen die wij hadden toen wij deze cursus ontwikkelden en die ik hiervoor bij 3a kort noemde.
4 Werkwijze (planning en fasering, tijdsbesteding, aanpak)
a Hoe denk je het aan te pakken, wat moet er achtereenvolgens gedaan worden?
1 analyse bestaande situatie
2 conclusies naar aanleiding van de analyse
3 ontwikkeling van ideeën/verbeteringen
4 ontwikkeling van de ‘vaste structuur’
5 inhoudelijke ontwikkeling van thema’s voor de toekomst
b Wanneer heb je er tijd voor, en is het te doen in de beschikbare tijd?
Ongeveer 1,5 tot 2 weken per deel-‘punt’.
Thematische samenwerking – Randvoorwaarden
Om inzicht te krijgen in het kader waar het onderwijs in plaats vindt volgt hier een inventarisatie van de randvoorwaarden.
De opleiding
Onderwijsvorm
Onderwijsvorm op dit moment?
- verhouding praktijk/hoorcolleges?
Alleen theoretische vakken zijn op dit moment hoorcolleges.
- hoe groot zijn de groepen?
In het tweede jaar bestaat uit twee groepen met tussen de 20 en 25 studenten per groep.
- wordt de leerstof in afzonderlijke vakken gegeven of wordt er al gegroepeerd?
In het tweede jaar is er ‘thematisch onderwijs’ waarbij drie vakken zijn betrokken, Grafisch Ontwerpen - Ontwerpen Digitale Media - Typografie.
- verschil propedeuse met de rest van de studie?
Het eerste half jaar is algemeen kunstonderwijs waarna vakstudie start.
Onderwijsinhoud
- beroeps of wetenschappelijke opleiding?
beroepsopleiding
- technisch, medisch of maatschappijgericht?
maatschappijgericht
- welke doelstelling streeft de opleiding na?
De Willem de Kooning Academie is een geheel van hbo-opleidingen voor kunstenaars, ontwerpers en docenten beeldende kunst en vormgeving. Zij streeft naar hoogwaardig kunstonderwijs, waarin de nadruk ligt op een oorspronkelijke, persoonlijke stellingname die gestimuleerd wordt door ideeontwikkeling. (bron: www.wdka.hro.nl)
- in welke verhouding zijn dit kennisdoelen, vaardigheidsdoelen en/of houdingsdoelen?
Doordat dit instituut een academie is staan vanuit het verleden kennis, vaardigheid en mentaliteit met elkaar in evenwicht. Door de recente aansluiting bij Hogeschool Rotterdam is de letterlijke aansluiting met de beroepspraktijk een belangrijker kriterium geworden dan voorheen. Vaardigheden spelen daardoor een steeds belangrijkere rol, hierdoor loopt de academie risico’s als het gaat over vernieuwing, onderzoek en herdefinitie van diezelfde beroepspraktijk.
- zijn de doelstellingen duidelijk, volledig en meetbaar?
Competentiemodellen zorgen voor meetbaarheid, de koppeling en inzet naar het onderwijs is een belangrijk aandachtspunt.
- in hoeverre is de koppeling gemaakt tussen de onderwijsinhoud en doelstellingen?
Momenteel in ontwikkeling.
- zijn alle betrokkenen op de hoogte van de doelstellingen van de opleiding?
Doordat er op dit moment veel onderwijsinhoudelijke veranderingen zijn, is niet iedereen op de hoogte van de doelstellingen.
- hoe is de aansluiting op het werkveld?
Een twee-of meer-ledige vraag omdat naast aansluiting onderzoek, herdefinitie en ontwikkeling belangrijke kernwoorden zijn. Zie voorgaande punten.
- hoe is de aansluiting op de vooropleiding van de studenten?
Verschillend per student (wel hoofdlijnen definieerbaar als voortgezet onderwijs, havo/vwo en middelbaar beroepsonderwijs)
Bestuur
- is het bestuur inhoudelijk geïnteresseerd in het onderwijs of bestuurd het de opleiding zonder interventie in het onderwijs (en onderwijsvernieuwing)?
Zou de tweede optie moeten zijn waarbij zij een controlerende attitude aannemen, specialisten aanwijzen om de inhoudelijke koers uit te zetten en controleren het docententeam op een succesvolle manier opereert.
- op welke grond beoordeelt het bestuur (het succes van) onderwijsvernieuwing?
Op dit moment niet duidelijk, formulering hiervan naar alle betrokken partijen
(zie leerdoelen en andere didactische kaders) is noodzakelijk.
Docenten
- zijn docenten gewend om bij elkaar in het klaslokaal te kijken?
Nee, alleen tijdens samenwerkingen, projectweken en integrale beoordelingen wordt er gezamelijk geopereerd.
- vindt er intervisie plaats binnen de opleiding?
Nee, niet vanuit een structuur. Docenten zijn wel geneigd problemen binnen hun onderwijs aan te kaarten tijdens docentenoverleg alleen wordt vaak een student hierbij centraal gesteld, niet het eigen onderwijs of onderwijssituaties.
- sfeer binnen het docententeam
Er bestaan verschillende kampen vanuit de verschillende ontwerp opvattingen, dit is een positieve situatie omdat hier vanuit een gezonde discussie te voeren is. Deze discussie is noodzaak om het onderwijs continu te toetsen en door te ontwikkelen, zeker in relatie tot de constant veranderende beroepspraktijk.
- werken docenten autonoom?
Verschilt per situatie en vak, binnen ieder jaar is er sprake van overleg, in sommige gevallen (tweede jaar thematisch onderwijs en de minors in het derde jaar) worden er gezamenlijk onderwijsprogramma’s ontwikkeld.
- worden vakken door meerdere docenten verzorgd?
Beroeps oriëntatie in het 1e, thematisch onderwijs in het 2e en minoronderwijs in het 3e jaar.
- hebben de docenten een didactische cursus gehad?
Verschilt per docent.
- gemiddelde leeftijd docenten?
In de wervingfolder van de WdKA voor de open dag van 5 november 2005 wordt het docententeam omschreven als een ‘jong’ team. Ik zou willen stellen dat het een gezonde mix is tussen ervaring, inzichten, kennis, specialismen en enthausiasme.
- is de taak van de docenten alleen het verzorgen van onderwijs?
Nee, naast het onderwijs zijn er projecten, projectweken, open dagen, lezingen etc. Daarnaast is er de vereiste beroepspraktijk, en de koppeling hiervan naar het onderwijs.
- worden docenten beloond voor hun onderwijsinspanningen? of wordt er voornamelijk gekeken naar bijvoorbeeld onderwijsresultaten?
Instrumenten hiervoor zijn functionering-gesprekken, persoonlijk ontwikkelingsplan en tijdelijke schaalverhogingen. De inhoudelijke controle op het onderwijs zelf niet of nauwelijks aanwezig.
Thematische samenwerking – 1. Analyse 'Thematisch Onderwijs'
1.1
Voor deze analyse heb ik een aantal vragen opgesteld en deze voorgelegd aan de betrokken docenten, Renate Boere (Grafisch Ontwerpen), Louis van der Linden (Ontwerpen Digitale Media) en Jan Willem Stas (Typografie).
Het doel is inzicht te krijgen in het functioneren van het thematisch onderwijs.
#1 Een van de eerste doelen van het thematisch onderwijs was dat de onderzoekstijd voor de student minder zou worden en hij/zij deze tijd in de ontwikkeling van de opdrachten kon steken. Wat is jullie ervaring hiermee?
Werkte dit inderdaad positief?
Renate Boere: Voor sommige studenten wel. Deze studenten zaten geheel in het onderwerp en konden de informatie gebruiken om deze op verschillende manieren toe te passen. Voor andere studenten was het moeilijker. Vooral omdat zij binnen dit thema niet op ander ideeën kwamen.
Louis van der Linden: Omdat er gewerkt wordt met één gemeenschappelijk thema is er zeker sprake van winst, in tijd, maar ook in de mogelijkheden voor verbreding en diepgang. Er is één onderzoekstocht waarvan de opbrengst op verschillende wijzen gepubliceerd kan worden. Zó wordt het ook inhoudelijk sterker, uitgebreider, van betekenis, ... Positief dus!
Kanttekeningen betreffen het spanningsveld tussen startkwalificaties, een vak-leren (van eenvoudig naar meer complex, van gesloten naar open opdracht, van klein naar groter (geïntegreerd, thematisch)) enerzijds en de meer volwassen vakhouding die ‘vereist’ is bij thematisch werken (meer een 3de jaars activiteit, derhalve?)
Het feit, bijvoorbeeld, dat bij thema 2 R = R(otterdam) een boek (gekoppeld aan het vakaanbod) een verplichte wijze van publiceren is, richt/beperkt mogelijk het onderzoek? Ik hoor dit althans bij/van een aantal studenten. Zou het beter zijn
de studenten zèlf de wijze van publicatie, op basis van het onderzoek en de uitkomsten, te laten bepalen?
#2 De koppeling tussen de vakken zou een ‘gesprek’ tussen de studenten naast de lessen over het onderwerp bevorderen. Wat is jullie ervaring hiermee?
R.B.: Dit is nog niet voorgekomen.
L.v.d.L.: Door de ruimere aandacht voor het thema zijn de
studenten er ook echt en inhoudelijk mee bezig. Niet alleen bij de onderzoekstocht, maar zeker ook tijdens en n.a.v. de concept-, realisatie- en presentatiefase van de media-uitingen verwacht ik het nodige gesprek, discussie!
#3 Is er sprake van dat studenten kennis van het ene vak naar het andere meenemen en inzetten? Als dit niet zo is, zou dit belangrijk moeten zijn?
R.B.: Ja, daar is sprake van vooral als het gaat om praktisch handelingen, maar dit zou echter veel beter kunnen. Naar mijn idee ook belangrijk.
L.v.d.L.: Jammer dat je nu ineens spreekt en uitgaat van vakken. Ik merk dat bij de studenten ook nog te sterk. Mede door de hoge eisen (naast hoofdopdrachten ook nog extra korte opdrachten e.a.) door GO gesteld, is er toch al makkelijk sprake van HOOFDVAK GO en de bijvakken Interactief Ontwerpen en Typografie (zelfs ondersteunend en vaardigheidsvak genoemd!?). In de geest van het thematisch werken, maar vooral vanuit mijn opvattingen over Grafisch Ontwerpen c.q. de Grafisch Ontwerper (Ontwerper Media & Communicatie), zie ik het meer als “allen en vanzelfsprekende inzet van/als grafisch ontwerper”! De tentoonstelling zoals jij en Renate die ingericht hadden, ademde
overigens wel die sfeer en instelling. PERFECT!
///
Uit het prg Interactief Ontwerpen:
(...) “In alle ontwerpdisciplines nemen de toepassingen in de digitale media toe. Naast vormgeving voor de gedrukte media zijn de digitale media - het internet, televisie, een cd/dvd-rom productie - dè grote uitdaging en het werkterrein voor ontwerpers. Het is bij uitstek hun gebied omdat zij in staat zijn:
> informatie en technologie toegankelijk en bruikbaar te maken,
> verhalen, boodschappen en problemen op en heldere en originele manier vorm te geven en beeldend te maken,
> media te gebruiken om informatie te verstrekken.
De inhoud van en aanpak bij Ontwerpen voor Digitale Media worden bepaald door:
> Het gemakkelijk en vanzelfsprekend gebruikmaken van media bij en als final output van het ontwerp(en).
> Media zien als een uitnodigende, inspirerende optie voor expressie en informatie¬overdracht.
Trefwoorden: de les gebruiken als creatief laboratorium, tot leven wekken en beroeren, innovatief en ontdekkend, visuele alchemie, interactie, niet-lineaire navigatie, inhouden met gebruik van tekst, beeld, animatie, geluid en video. Ontwerpen voor Digitale Media is in de eerste plaats een ontwerpvak.” (...)
#4 Een meer open vraag is of de structuur zoals de thema’s nu ontwikkeld worden (initiatief vanuit Grafisch Ontwerpen) goed is. Als dit niet zo is zou er dan een instument voor moeten ontwikkeld worden en waar zou dit dan aan moeten voldoen?
R.B.: De betrokkenheid wordt veel groter als meerdere docenten mee zouden denken aan een thema.
L.v.d.L.: De structuur gaat uit van competenties m.b.t. het vak. Ik denk dat dit een goed uitgangspunt is. Mooi zou zijn als er een doorlopend plan over/ voor de opleiding van de semesters 1 t/m 6 ontwikkeld zou worden. De thema’s in de semesters 5 en 6 worden nu anders gekozen en benaderd, is mijn indruk.
#5 Is de koppeling tussen de drie vakken voldoende of is het belangrijk dat er ‘meer’ vakken gekoppeld worden?
R.B.: Voldoende voor tweede jaar onderwijs.
L.v.d.L.: Met het huidige cluster is het goed werken. Een ruimere participatie (idee- en beeldontwikkeling) zou, vanuit de thema-gedachte logisch/vanzelfsprekend zijn. Maar voor de semester 3 en 4, met aanvangsmodulen, wordt de consensus tussen specifiek en gericht vakaanbod, en geïntegreerd steeds moeilijker. Voor de semesters 3 en 4 niet teveel vergroten derhalve?
#6 Denken jullie dat er mogelijkheden zijn om koppelingen te maken tussen tweede en derde jaars thema’s?
R.B.: Thema’s bedenken over 4 semesters is interessant. Samenwerking van studenten 2e en 3e jaar ook (projectweek). Tegelijkertijd thema’s uitwisselen zonder intensieve samenwerking lijkt zinloos, mits competentie gevoel wordt gestimuleerd door presentaties aan elkaar te geven.
L.v.d.L.: Vergelijk ad #3, #4 en #5
#7 Onderdeel van mijn project is de ontwikkeling van een derde thema, hebben jullie suggesties voor onderwerpen?
R.B.: Omgang en inzetbaarheid van informatie (vakinhoudelijk thema 3):
- milieu: luchtveronreiniging, co2, milieu ramp Engeland (Hemel Heamstead)
- Zeebelt/DCR?
L.v.d.L.: Ik hoorde van studenten dat ‘de stad wel erg populair is’ als uitgangspunt. Zij zouden al drie keer met een dergelijke ingang gewerkt hebben. Het wordt dus tijd de blik te verleggen, verruimen?
Thema’s voor het tweede semester:
> Document Nederland
Dierbaar ... Over de relatie tussen mens en dier.
> Dans(en)
> Gezinnen anno 2005
> Vuil
Over vuilverwerking, milieustraten e.d.
> Water(management)
> Drink (niet) meer!
> Altijd en overal in beeld
Over bescherming en veiligheid, cameratoezicht, bewakingscamera’s, (schending van) privacy, vormen van ‘watching you’
> Typografie in de Ruimte
> Presentatie Berlijn en ODM-specifieker,
> Interactive Poetry
Moving Type
Designing for Time and Space
> Digital Storytelling
Interactive nonlinear narration
Databased tagged film; nog niet aan een thema gekoppeld
1.2
Voor het tweede deel van de analyse heb ik in samenwerking met Renate Boere de studenten van klas 2a en 2b grafisch ontwerpen een evaluatie-vraag voorgelegd. De vraag was wat zij vonden van deze, nieuwe, thematische aanpak. Hier volgt een overzicht van de belangrijkste bevindingen (fragmenten uit deze evaluatieformulieren, deels citaat (“...”) en deels door mezelf opnieuw verwoord):
positief>
- Inleidende les werkt inspirerend, de verschillende perspectieven zetten je aan het denken; de mogelijkheden worden duidelijk. “Eerst leek het me een beetje saai om zo lang rond een thema te werken, maar het bleek eigenlijk heel interessant te zijn.”
- Door het inzicht in de planning werk je intensiever, het is duidelijk wat de structuur en het doel is.
“Overzichtelijk en duidelijk, groot verschil met losse niet samenhangende onderwerpen/opdrachten.”
- Mogelijkheid tot verdieping doordat met de eerste opdracht inzichten worden verkregen die in de tweede verder ontwikkeld kunnen worden, het verband tussen de opdrachten wordt waardevoller.
- Doordat je bij de verschillende vakken verschillende opdrachten krijgt wordt het thema breed belicht, “je bent niet drie maal met dezelfde opdracht bezig”.
- Door de combinatie van verschillende vakken en dus media is de mogelijkheid dat er de ‘grens’ van een thema wordt opgezocht. “Interessant om de grenzen van de opdracht binnen het thema op te zoeken; hoe kan je iets anders/op verschillende manieren benaderen of verwerken?”
- Studenten zien in sommige gevallen het thema als een lange opdracht verdeeld in sub-opdrachten.
- “Doordat iedereen met het thema bezig is steek je er veel van op.”
- De thematische structuur kan bij de schouw en integrale beoordeling spannend werken, presentatie van de verschillende thema’s. Dit kan zelfs in je portfolio doorwerken.
“Bij elke opdracht is het hoofdthema dan wel ‘Grens’, maar je geeft er telkens toch een karakter aan. Ik heb niet het idee dat ik met één ding bezig
ben geweest; maar meer met zelfstandige dingen.”
negatief
- Fotografie en beeldmaken speelde een belangrijke rol bij de opdrachten van Grafisch Ontwerpen, hierdoor kwamen andere aspecten minder aan bod (bv. typografie).
- Niet alle opdrachten waren evenveel verbonden met het thema.
- De eerste opdracht werd als het meest ingewikkeld ervaren.
- Als de eerste opdracht niet goed gaat is het lastig met een open blik aan de tweede te beginnen.
- “Doordat je bij drie vakken met hetzelfde thema bezig bent kun je dit na verloop van tijd als een beperking gaan ervaren, je blijft hierdoor sneller in je eerste idee hangen.”
- Er komt bij een aantal studenten een moment wat zij omschrijven als ‘uitgekeken’ zijn op het thema (wanneer zij hier echter doorheen breken verassen ze zichzelf in een aantal gevallen).
- Een thema geldt voor 8 weken, wanneer een thema je niet ‘ligt’ is dit lastig doordat dit langer is dan een opdracht voorheen. Twee maanden is de maximale looptijd van een thema, je hebt het idee dat je alle invalshoeken hebt gehad.
- Verschil van nadruk bij de verschillende vakken, bij typografie speelde het thema een kleinere rol dan bij Grafisch Ontwerpen en Ontwerpen Digitale Media.
- “De dynamiek van verschillende opdrachten bij verschillende vakken verdwijnt door thematisch werken.”
1.3
Aantal positieve en negatieve bevindingen naar aanleiding van de eerst 8 weken thematisch onderwijs (1 thema: ‘Grens’):
(bron: hiervoorgaande interviews met docenten Grafisch Ontwerpen, Typografie en Ontwerpen Digitale Media en de evaluatie van studenten)
positief
- De introductie lessen zorgen voor een groter inzicht in een bepaalde themathiek doordat er meer tijd voor beschikbaar is dan voorheen én voor een echt startmoment.
- Het ‘gesprek’ tussen studenten buiten de lessen om wat vooraf verwacht werd kwam inderdaad op gang. Wel belangrijk hierbij op te merken dat deze een andere dynamniek heeft dan bijvoorbeeld een projectweek, waar de concentratie en de snelheid door het korte tijdsbestek hoger zijn.
- Meer mogelijkheden voor verbreding en vooral diepgang.
- Student krijgt inzicht in de gelaagdheid van één enkele themathiek, dit inzicht is een belangrijk onderdeel van het vak. (Bijvoorbeeld in het eindexamen is vaak de vrees dat wanneer er voor één bepaalde themathiek is gekozen de mogelijkheden beperkt zijn. Dit is niet zo, het gekozen kader genereert juist de mogelijkheden.)
- Betere onderbouwing voor de keuzen in het ontwerp proces, begeleiding kan specialistischer.
-Mogelijkheid tot symbiose van de verschillende vakken: deze koppeling zorgt voor een meer realistisch beeld t.a.v. de werkelijkheid.
- Door het eindigen met een ‘event’ (de open dag) wordt het thema werkelijk.
negatief
- Spanningsveld tussen startkwalificaties, een vak-leren enerzijds en de meer volwassen vakhouding die ‘vereist’ is bij thematisch werken.
- Tijdens het eerste thema waren de verbinding tussen de verschillende vakken soms slechts op detailniveau aanwezig.
- De ontwikkeling van de verschillende opdrachten rond een thema verdient veel aandacht, het risico is dat er te weinig verband is.
- De volgorde van de verschillende opdrachten rond een thema dient zorgvuldig te gebeuren, zodat niet begonnen wordt met de meest ingewikkelde.
- Ontwikkeling van de thematieken gebeurde niet vanuit de samenwerking van het hele team maar ontstond bij een deel van de docenten.
- Geen tussentijds overleg welke een doorontwikkeling mogelijk maakt.
Thematische samenwerking – 2. Conclusies naar aanleiding van de analyse
Gebleken is dat algemeen gesteld kan worden dat zowel studenten als docenten voordelen zien ten aanzien van thematisch onderwijs. Wel dienen hier een aantal kanttekeningen bij gemaakt te worden. Wanneer er onder de juiste voorwaarden wordt gewerkt zal inderdaad het vooraf gestelde doel gehaald worden.
De onderwijsvisie die nagestreefd wordt is het idee dat er vanuit overlapping en concentratie er voor de student meer ruimte is voor ontplooïng. In het verleden merkten we dat de studenten voor ieder afzonderlijk vak volledige (ontwerp-) processen doorlopen moesten worden. We hadden het idee dat er vooral in de eerste fase (onderzoek, concept - deels) winst geboekt kon worden. Door te gaan werken vanuit een thema doet de student slechts een maal onderzoek waarna er per vak specifieke vragen kunnen worden gesteld. Bijkomend doel is dat er sneller een ‘gesprek’ naast de lessen op gang komt.
De belangrijkste voorwaarden zijn:
Ontwikkeling van een thema (docenten):
- Betrokkenheid bij themathiek
- Tussentijds overleg (doorontwikkeling)
- Gelijke startkwalificaties
- Beoordelingscriteria
Studenten:
- Aansluiting op eerste jaar/voorgaande thema
- Introductieles
- Volgorde opdrachten
Doelen in de toekomst:
- Symbiose van verschillende vakken
- Ruimere participatie (idee-en beeldontwikkeling)
Thematische samenwerking – 3. Ontwikkeling van ideeën/verbeteringen
Uit het hiervoorgaande blijkt dat er een aantal voorwaarden zijn waaraan voldaan moeten worden om tot succesvol thematisch onderwijs te komen. Op dit moment wordt hier ten dele aan voldaan. Ik zal de voorwaarden een voor een bespreken zodat inzicht wordt verkregen in de mogelijkheden.
Betrokkenheid bij de themathiek (docenten)
Wanneer elke docent betrokken is bij de de ontwikkeling van de themathiek, zullen ‘ideeën’ verder ontwikkeld kunnen worden vanuit ieders specialisme. De noodzaak om daarna verantwoordelijkheid te nemen voor het desbetreffende thema zal groter worden. Vanzelfsprekend zal het zo zijn dat een docent meer of minder betrokken kan zijn bij de daadwerkelijke ontwikkeling, dit is geen direct probleem. Voorstelbaar is dat er een structuur wordt opgezet waarbij er ‘klankbordmomenten’ zijn ingebouwd. Vooraf zal moeten worden bepaald waar de mogelijkheden bestaan t.a.v. een thema en de verschillende vakken. Een goed voorbeeld hiervan is het tweede thema ‘De Stad en zijn verhaal’ waar bij Grafisch Ontwerpen een lineair project (een boek) en bij Ontwerpen Digitale Media een non-lineair project wordt ontwikkeld. Dit zorgt voor een duidelijke meerwaarde en nieuwe inzichten.
Tussentijds overleg (doorontwikkeling) (docenten)
Een belangrijk moment wat op dit moment niet bestaat is een tussentijds overlegmoment waarin wordt gecontroleerd of de aansluiting van de verschillende vakken en opdrachten succesvol is. En waar zo nodig aanpassingen gemaakt kunnen worden. Voorstelbaar is dat de verschillende vakken in elkaars ‘vaarwater’ komen waardoor de specialismen van de verschillende docenten niet optimaal gebruikt worden.
Gelijke startkwalificaties (docenten)
Doordat er bij drie vakken tegelijkertijd een startmoment is van het thema is het belangrijk dat deze gelijk wordt omschreven en ingezet. Tot nu toe is het zo dat de introductieles bij het vak Grafisch Ontwerpen is, de vraag is of dit op deze manier het beste werkt. Hierdoor zou het kunnen zijn dat vanuit het perspectief van de student er een verschil is tussen het gewicht van het thema bij de verschillende vakken. Aan te raden is dat er een ‘algemeen’ startmoment bestaat waarin het thema wordt ingeleid. Dus over de individuele vakken heen met de aanwezigheid van de verschillende docenten.
Beoordelingscriteria (docenten)
Op dit moment zijn de beoordelingscriteria per vak duidelijk, alleen is het onduidelijk hoe nu deze projecten naast elkaar gaan worden beoordeeld. Evenals het startmoment gezamelijk zou moeten zijn is het voorstelbaar dat ook het beoordelingsmoment gezamelijk bestaat. De student presenteert zijn of haar verschillende projecten naast elkaar aan de docenten. Op dit moment zal dit bij de ‘schouw’ (halfjaarlijks integraal toetsmoment) gaan gebeuren, hier zijn echter alle vakken aanwezig.
Aansluiting op eerste jaar/voorgaande thema (Studenten)
Zoals de startkwalificaties gezamelijk ontwikkeld dienen te worden is een goede aansluiting op het eerste studiejaar van belang zodat het juiste niveau wordt ingezet. Communicatie tussen eerste jaars vakdocenten en tweede jaars docenten is hiervoor een zinnig hulpmiddel. Een eerste vergadering hierover heeft in november 2005 plaatsgevonden. Aan het einde van ieder studiejaar is een soortgelijke evaluatie van het jaar belangrijk. Hierbij kan gekeken worden welk niveau er gehaald is en hoe het volgende jaar kan worden ingezet. Een hulpmiddel hiervoor kan zijn de aanwezigheid van een tweedejaars docent bij de integrale beoordeling aan het eind van het eerste jaar (en zo zou ook de aansluiting van het tweede en het derde jaar kunnen werken). Ten tweede is de aansluiting van de vier thema’s binnen het tweede jaar. Op dit moment zijn de vakgerichte thema’s binnen het vak grafisch ontwerpen een leidraad (Vakgerichte thema’s; 1. Omgang en inzetbaarheid van informatie, 2. Reportage en redactie, 3. Cultuur en maatschappij, 4. Identiteit en positie bepaling). Maar hiernaast is het belangrijk dat er geen dubbelingen zijn met het eerste en het derde jaar. En dat er in het geheel van de vier thema’s in het tweede jaar een ‘groter’ verhaal ontstaat, hiermee bedoel ik dat er bij de vier thema’s vanuit een bepaald perspectief (maatschappelijk, economisch, cultureel) geen herhaling merkbaar is.
Introductieles (Studenten)
Al vaker eerder genoemd en ook al beschreven bij ‘startkwalificaties’. Vanuit het perspectief van de student is het belangrijk dat er verschillende invalshoeken worden aangeboden, van ‘groot’ naar ‘klein’. Hierdoor krijgt de student inzicht in de mogelijkheden binnen een thema en tegelijkertijd onstaat voor hem of haar de noodzaak een eigen positie te bepalen. Een groepsgesprek aan het einde van de introductieles kan de student leren dat er verschillende posities mogelijk zijn.
Volgorde opdrachten (Studenten)
Thema’s kunnen, ondanks dat de introductieles inzicht heeft gegeven, ingewikkeld of groot zijn. Wanneer er met verschillende opdrachten binnen een thema gewerkt wordt dient het de aanbeveling dat er gestart wordt met een meer verkennende opdracht en er opgewerkt wordt naar een meer
diepgaande opdracht(en).
Symbiose van verschillende vakken(toekomst)
Momenteel komt er naar voren, zie het interview met de docenten, dat er bij zowel docenten als studenten de definitie van verschillende vakken een belangrijke rol speelt. Docenten hebben de taak studenten inzicht te geven in de gelaagdheid van het ontwerpersschap (een voorbeeld hiervan is de inrichting van de WdKA Open Dag) zonder hierin uitsluitend te zijn. Wanneer er doorgedacht wordt over de status van de grafisch ontwerper, het ontwerp en medium zijn contextafhankelijk, en thematisch onderwijs is de vraag of de formele scheiding van de vakken die nu bestaat niet veel vrijer zou moeten worden benaderd. Binnen de huidige situatie, 10 uur begeleidingstijd per week, zijn er ongeveer 45 studenten en 4 docenten met ieder hun eigen specialisme.
Wanneer een student in plaats van de huidige structuur waarbij contactmomenten vakbepaald zijn zou kunnen kiezen in het soort begeleiding naar aanleiding van het ontwikkelde concept zouden contactmomenten nog steeds bestaan maar is er een scheiding denkbaar in het proces. Wanneer de student een concept heeft ontwikkeld en een medium heeft gekozen zou deze student het specialisme van een specifieke docent in kunnen zetten in de begeleiding van een project. Het doel hiervan is dat een student inzicht krijgt in de status van de verschillende onderdelen van het ontwerpersschap en dat verschillende talenten en vaardigheden ontwikkeld dienen te worden. Tegelijkertijd wordt duidelijk dat het zoveelgenoemde ‘handschrift’ en/of ‘ontwerphouding’ een van de belangrijkste eigenschappen van iedere ontwerper zijn. Wel dient hierbij opgemerkt te worden dat dit aan het einde van het tweede jaar succesvoller zal werken dan aan het begin, de student zal eerst een aantal vaardigheden in inzichten dienen te verwerven om bewust tot een dergelijke uitspraak te komen.
Belangrijke kanttekening bij dit alles is of een dergelijke situatie mogelijk is in het tweede jaar, probleem kan zijn dat een student te weinig houvast heeft en zich daardoor niet breed genoeg ontwikkeld. Dit kan dan weer zorgen voor een problematische aansluiting naar het derde jaar. Een doorontwikkelde structuur lijkt noodzakelijk voor de uitvoering van een dergelijk systeem.
Ruimere participatie (toekomst)
Op dit moment is het thematisch onderwijs beperkt tot drie vakken, hierdoor ontstaat er een verschil tussen deze en de andere vakken. Wanneer de structuur uitgewerkt en getest is (we zitten nu bijna halverwege het eerste jaar van invoering), is het interessant te kijken bij welke vakken aansluitingsmogelijkheden zijn. Zowel theorie als praktijkvakken kunnen hierbij interessant zijn. Theorie omdat er dan een theoretisch kader geboden kan worden naast het praktijkonderwijs (vb. theoriedocent Erna Flokstra, projectweek ‘Hot Spot’, december 2005) waardoor de student sneller inzicht verkrijgt t.a.v. een onderwerp (sneller dan wanneer hij/zij zelf onderzoek doet). Praktijkvakken wanneer bijvoorbeeld de component ‘Beeldontwikkeling’ blijkt te missen in het spectrum van vakken of te worden overgenomen door bijvoorbeeld Grafisch Ontwerpen waardoor dit te specifiek wordt (de betekenis, context en het doel van communicatie staan bij dit vak centraal).
Hieruit voortvloeiend ontwikkeld zich de noodzaak voor een doorlopend plan over/voor de opleiding van semesters 1 t/m 6 te ontwikkelen. Naar aanleiding hiervan zullen verschillende specifiekere consequenties kunnen worden genomen.
Thematische samenwerking – 4. + 5.
In mijn plan stelde ik dat ‘Ontwikkeling van de vaste structuur’ en ‘Ontwikkeling van inhoudelijke thema’s voor de toekomst’ twee belangrijke onderdelen waren van mijn ontwerpopgave. Door het onderzoek ben ik er achter gekomen dat de inhoudelijke vaste structuur behoorlijk op de rails staat. Er zal een vergadering belegd moeten worden waarin drie punten besproken moeten worden.
Als eerste de tussentijdse evaluatie (of eigenlijk welk communicatiemodel gehanteerd gaat worden). Ten tweede op welke manier met beoordelingen omgegaan dient te worden. En ten derde, en dit brengt mij direct op de ontwikkeling van nieuwe thema’s, hoe wij als team samen nieuwe thema’s gaan ontwikkelen. Als ik zoals ik van tevoren heb voorgesteld een of meerdere thema’s ga ontwikkelen is er nog steeds geen sprake van samenwerking. Terwijl dit nu juist het thematisch onderwijs ten goede zal komen, de eerder genoemde betrokkenheid van docenten zal een grotere invloed krijgen en het thematisch onderwijs zal een positieve meerwaarde bieden aan de ontwikkeling van de student in het tweede jaar.